Aan het laden. Even wachten.





De duivensport is geëvolueerd tot een echte topsport. Desondanks zijn de typische hobbycharmes van vrijetijdsbesteding bewaard gebleven.
Duivenmelkers die in deze sporttak succes nastreven, laten niets aan het toeval over.
Ervaren duivenmelkers beseffen maar al te goed dat duiven enkel topprestaties kunnen leveren wanneer ze in topvorm zijn en in goede gezondheid verkeren.

De duivendierarts wil je graag de volgende info meedelen.

  • De kweek
  • Hygiëne, reinigen en ontsmetten van hokken en materialen
  • Parasitaire ziekten
  • Bacteriële ziekten
  • Virale ziekten
  • ZIEKTEN OVERDRAAGBAAR VAN DUIF NAAR MENS
De kweek

Doel

Als de kweek goed gelukt is, is de slaagkans veel groter op sublieme resultaten. Hierbij zijn de gezondheid en conditie van de ouderdieren van primordiaal belang.

Tijdens de wintermaanden kan het volstaan om 1 maal daags te voederen, best rond de middag. Andere liefhebbers houden eraan eenvoudig door te gaan met 2 voederbeurten.
Laat u echter in geen geval verleiden tot het geven van een goedkopere mengeling, want deze is ook van mindere kwaliteit.

De stelling “In de winter steekt het niet zo nauw, want de duiven moeten niet werken” is volledige onzin! Tijdens deze periode moeten de duiven de batterijen terug kunnen opladen.

De wintermaanden zijn wel aangewezen om de duiven een enting te geven tegen paratyfus. Gedurende deze periode mag er niet kwistig met medicatie worden omgegaan; de duiven moeten rustig weerstand opbouwen.

Gezien het wisselvallige en ongunstig klimaat in ons land zijn er veel liefhebbers die hun duiven tijdens de winter niet laten uitvliegen. Hierdoor beperk je veel risico’s: mist, sneeuwstorm, roofvogels.

Ten laatste 6 weken voor de koppelingsdatum laat je best je duiven onderzoeken; op dit moment is blind kuren onverantwoord.

De winterkweek is eigenlijk een onnatuurlijke actie.
De seksuele drift en de paringslust van de duiven is slapende. Dit wordt echter kunstmatig geactiveerd door bij te lichten en wat zwaarder te voederen. Het is nuttig om additieven toe te dienen om de vruchtbaarheid te stimuleren. Hierdoor zullen de duiven ongeveer op hetzelfde tijdstip hun eieren leggen.

De broedperiode

Tijdens deze periode verbruiken de duiven weinig energie.

De periode met de jongen in het nest

  • Duiven die jongen hebben zijn kieskeurig op hun eten. Opdat u minder voeder zou verspillen, kan je het beter in 3 voederbeurten geven.
  • Duiven met jongen van +/- 8 dagen oud hebben een voorkeur voor peulvruchten.

Bij de overgang van kropmelk op graan zijn er heel wat jonge duiven die ‘spuiten’. Deze waterige mest bestaat uit normale mest gemengd in een grote hoeveelheid waterige urine; dit is geen spijsverteringsprobleem. Bij het spenen normaliseert de toestand zich zeer snel.

Hygiëne, reinigen en ontsmetten van hokken en materialen

Een stipte navolging van de hygiëne is een basisvoorwaarde voor de goede gezondheid van de kolonie. Wie zijn hokken onvoldoende reinigt, creëert een woekering van virussen, bacteriën, parasieten en schimmels. Daarbij vormen de voedselresten, mest, stof en natte plekken een ideale voedingsbodem voor ziektekiemen. Hygiëne is een must om de infectiedruk te beperken.

Hoe?

  • Droog reinigen met schrapers, borstels en stofzuiger. In het wedstrijdseizoen 2 keer daags reinigen, daarbuiten 1 keer daags. Vergeet ook niet om de volières te poetsen!
  • Wees proper op jezelf qua schorten en schoeisel.
  • Drinkpotten dagelijks uitspoelen. Best werk je met 2 drinkpotten; eentje in gebruik met vers drinkwater en de andere ondertussen laten drogen.
Parasitaire ziekten

 Trichomoniase

Deze ziekte wordt bij duiven veroorzaakt door een flagellaat: Trichomonas gallinae. De protozoön komt voor in de neus- en keelholte, de slokdarm en de krop van de duiven. De trichomonaden kunnen afzakken via de slokdarm en eventueel door de wand dringen en zo de lever aantasten.

Trichomonas wordt via de bek opgenomen uit de omgeving en uitgescheiden via speeksel en kropmeel. De jongen kunnen reeds besmet worden kort na de geboorte tijdens het azen. De besmetting kan ook gebeuren via het drinkwater.

De parasiet kan tot 48 uur infectieus blijven in het drinkwater. Hij is zeer gevoelig aan desinfectantia en uitdroging.

Bij klinisch onderzoek van besmette duiven ziet men een geel beleg rondom en achteraan in de larynx. Dit kan verergeren tot een gele massa. Soms kunnen de papillen van de rand van het zacht gehemelte verdwenen zijn. Sporadisch vindt men de flagellaat terug in de neus. Bij volwassen duiven wordt trichomonase geassocieerd met slechte vluchtprestaties, zelfs in afwezigheid van geel beleg in de bek.

 Hexamitiase

Deze ziekte wordt veroorzaakt door de protozoön Hexamita columbae en is de verwekker van ‘darmtrichomoniase’.

Duiven pikken de protozoön op van besmette faeces, voedsel of water. De parasiet tast de darmen aan en kan een milde diarree geven bij jonge duiven, meestal na het spenen (tussen de 6 à 12 weken).

De symptomen worden erger als er een complicatie is met adeno, namelijk braken, diarree, uitdrogen, veel drinken, vermageren en nadien sterfte.

Bij nestjongen zien we soms achterblijvers met stinkende helgroene, waterige of slijmerige faeces. De ouderdieren zijn niet aangetast.

Bij oudere duiven zien we verminderde prestaties.

 Capillariase

Er zijn 2 types haarwormen die deze ziekte veroorzaken:

  1. Capillaria obsignata die bij meerdere diersoorten voorkomt zoals kippen, fazanten, kwartels en bosduiven.
  2. Capillaria caudinflata die verspreid wordt door de regenworm.

De ontwikkeling van de eitjes in de buitenwereld duurt 8 dagen en de cyclusduur in de duif zelf is 3 weken. Men stelt vast dat aangetaste duiven groene, slijmerige diarree hebben, sterk vermageren en conditieverlies tot zelfs bloedarmoede hebben.

 Ascardiose

De duivenspoelworm, Ascaridia columbae, komt frequent voor bij postduiven en is ongeveer 10 cm lang.

Bij warm en vochtig weer ontwikkelen de eitjes zich in 2 weken.
De cyclus in de duif zelf duurt 1 maand.

De wormen kunnen teruggevonden worden in de slokdarm, maag en dunne darm.

 De lintwormen

Lintworminfecties worden veroorzaakt door Raillietina Hymenolepis. Deze wormen hebben kevers, slakken of regenwormen nodig voor hun cyclus.

Bij jonge duiven kunnen deze parasieten bloederige darminfecties geven.

Deze parasieten hebben een beperkte betekenis aangezien ze niet veel voorkomen.

 Coccidiose

In onze streken komt voornamelijk Eimeria columbarum en Eimeria labbeana of een menginfectie voor bij onze duiven. De pathogeniciteit van de 2 soorten is beperkt. Een zware coccidiën besmetting kan slechtere vliegprestaties geven door conditieverlies van de duiven. Coccidiose geeft vrijwel nooit symptomen, enkel bij nestjongen kan het een erge diarree geven.

Men beweert dat coccidiose-vrije-hokken beter zouden presteren dan besmette hokken.

De gesporuleerde oocysten worden opgenomen met de bek en zal lokaliseren in de darmen. De cyclusduur in de duif duurt ongeveer 1 week. Het sporuleren van de eieren is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en duurt maximum 4 dagen.

De coccidiën van duiven zijn weinig immunogeen, zodat herbesmetting na behandeling zeer gemakkelijk terugkomt zowel bij de jonge als oude duiven.

Coccidiën overleven lang in een vochtig milieu, de infectiedruk is hoger in een vuil hok waar veel mest ligt.

Preventieve maatregelen zijn dan ook vooral gericht op het drooghouden en het frequent reinigen van het hok. Je kan het best het hok desinfecteren met een brander.

Duiven worden best gehouden op een roostervloer, dan vermijd je contact met de faeces.

Indien een zware infectie optreedt, dan moet er medicamenteus ingegrepen worden.

 Ectoparasieten

De luizen

  • De lange vederluis vertoeft tussen de veren aan de onderkant van de vleugels. Ze leggen hun eitjes in rijen tegen de schacht van de veren, tussen de baarden.
  • De stuitluis bevindt zich onder de veren bovenop de stuit. Deze luis legt ook de neten tussen de baarden van de veren.De beide soorten voeden zich met verenstof en schilfers.
    Hun cyclusduur is 4 tot 6 weken.Deze parasieten zijn niet pathogeen, maar wel indicatief voor de algemene toestand en de hokhygiëne.Duiven met een slechte conditie zullen vaak zwaar aangetast zijn.

Vedermijten

  • De vederschurftmijt leeft in de veerfollikels en kan lichaamsschurft geven; typisch zijn de afgebroken veren aan de kop en hals.
  • Pootschurftmijt geeft dan weer de typische kalkpoten.

De rode vogelmijt

Overdag verblijft de mijt in spleten in het duivenhok, maar ’s nachts zuigt de mijt bloed van de duiven wat kan leiden tot bloedarmoede. Deze mijt zien we wel eerder bij kippen.

De duiventeek

Vooral in de zomermaanden komt de teek vaak voor onder de nestschotels. Ze zuigt bloed bij de jongen en kan bloedarmoede geven. De bloedmaaltijd duurt maximum 45 minuten. Nadien verstopt de teek zich terug in de spleten. De duiventeek durft ook wel op mensen bijten.

Bacteriële ziekten

Paratyfus of Salmonellose

Paratyfus wordt veroorzaakt door de bacterie Salmonella Typhimurium.

In het wild levende duiven zijn een bron van infectie. Geïnfecteerde duiven kunnen de bacterie niet elimineren en blijven dragers. Deze dragers zullen de bacteriën in grote aantallen uitscheiden tijdens stressperiodes. Hierdoor kunnen oudere duiven de kiemen, die aanwezig zijn in water, mest en het voeder, opeten. De Salmonellakiem geeft een infectie van de darmen en kan van daaruit migreren naar alle organen: hersenen, ogen, gewrichten, lever, milt, eierstokken (contaminatie van de eierschaal door faeces), testes, longen, nieren…

De voornaamste symptomen die we zien zijn: minder eetlust, vermageren, diarree, manken, niet kunnen vliegen, slechte vliegprestaties of kweekresultaten, draainek, veel drinken en plassen, alsook sterfte.

Een acute paratyfus uitbraak zien we vaak tijdens de kweek, namelijk een kweekduif begint plots te vermageren, al dan niet met diarree en plotse sterfte. Soms kunnen de jongen ook sterven aan septicemie (bloedvergiftiging) of we zien sterfte van de jongen terwijl de ouderdieren geen symptomen vertonen.
Soms zien we een duif met een opgezet ellebooggewricht, waardoor de vleugel hangt en ze niet meer kan vliegen.

Tijdens het kweekseizoen zien we duivinnen die niet leggen of maar 1 ei leggen, andere leggen windeieren of buikleg .

Overlevende jongen doen groeiachterstand, hebben buispluimen of hebben poot- of vleugelverlammingen.

Diagnose:

  • door een bacteriologisch onderzoek of kweek van de bacteriën op een mengstaal van minimum 1 week te verzamelen.
  • Door antistoffen aan te tonen in het bloed van zieke of dragende duiven
  • Door autopsie met de multiple granulomen in de organen

De behandeling gebeurt op verschillende niveaus:

  1. Een grondige hokreiniging waarbij de geïnfecteerde duiven worden geëuthanaseerd. Het hok wordt volledig gereinigd en ontsmet. De kweek wordt volledig gestopt. De duiven worden binnengehouden en er wordt absoluut NIET deelgenomen aan wedstrijden.
  2. Er wordt een medicamenteuze behandeling opgestart, eventueel op basis van een antibiogram. Deze behandeling garandeert geen volledige sanering van de duivenpopulatie.
  3. Een inenting met een geïnactiveerd vaccin. Hierdoor kunnen we de sterfte reduceren alsook de kiemsecretie doen dalen. Het resultaat van deze behandeling moet na 6 maand gecontroleerd worden met mengmeststalen. Indien dit positief is, dan moet er terug behandeld worden.

Streptococcose

Streptococcose wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus gallolytius. Tot 40% van de duiven is drager van deze bacterie als normale darmbewoner zonder dat ze er ziek van worden.

Ziekteproblemen ontstaan als de bacterie in de bloedbaan komt en zo migreert naar de lever, de milt, de nieren, de hartspier, de borstspier en de pees van de diepe borstspier. We zien de aandoening vaker bij duiven tijdens het kweekseizoen. Deze aandoening komt ook vaker voor op hokken met een slechte hygiëne of bij overbezetting.

Het meest typische symptoom is plotse sterfte van de duiven ongeacht hun leeftijd. Duiven met necrosehaarden in de borstspier sterven binnen enkele uren na het opkomen van het letsel.

Typisch is ook dat de duiven niet meer kunnen vliegen door ontsteking van de pees van de diepe borstspier en/of artritis van het schoudergewricht.

Sommige duiven hebben groene, slijmerige mest omdat de leverfunctie is aantast.

Andere kunnen verlammingsverschijnselen hebben of draainekken door meningitis en encefalitis.

Deze verschillende klinische symptomen kunnen laattijdig of afzonderlijk voorkomen op een besmet hok. Een definitieve diagnose wordt gesteld door autopsie waarbij de bacterie dient gelokaliseerd te worden in de aangetaste organen.

De behandeling is gebaseerd op een betere hokhygiëne met eventuele roosters op de grond. Een antibioticumtherapie wordt gestart op basis van het antibiogram.

Momenteel bestaat er geen vaccin tegen Streptococcose.

Escherichia coli septicemie

Deze ziekte wordt veroorzaakt door de E. coli, die behoort tot de normale darmflora, maar deze kan ook septicemie geven bij duiven van alle leeftijdscategorieën.

Zo zien we acute sterfte van de nestjongen zonder dat de ouderdieren ziek zijn.

De voornaamste symptomen zijn:

  • Acute sterfte
  • Diarree
  • Braken
  • Vermageren

De diagnose wordt het best gesteld door middel van een autopsie met kiemisolatie uit de aangetaste organen.

Bij de behandeling maken we gebruik van antibiotica op basis van de antibiogramresultaten. Er wordt frequent verworven antibioticaresistentie vastgesteld.

Coryza-ademhalingsstoornissencomplex – luchtwegziekten

De ademhalings- of luchtwegenproblematiek is multifactorieel. Hoe??

  1. De niet-infectieuze oorzaken
  • Klimaat – de hokbezetting
  • Omgeving – droogte
  • Hygiëne – stof
  • Vochtigheid – ventilatie
  • Omgevingstemperatuur
  1. De infectieuze oorzaken
  • Chlamydophila psittaci of duivencoryza
  • Echerichia coli
  • Staphylococcus intermedius aureus
  • Aspergillose
  • Mycoplasmen

De volledige oorzaak van ademhalingsstoornissen is complex en zeker ten dele nog onbekend. De aandoening tast alle leeftijdsgroepen aan en kan gedurende het hele jaar voorkomen. De klinische symptomen zijn het duidelijkst bij de jonge duiven.

Hoe jonger de duiven aangetast zijn, hoe erger de symptomen; tranenvloei, dikke ogen, niezen, hoesten, reutelen.

Na de eerste wedstrijdvluchten zien we soms bij de jonge duiven een beiderzijdse oogontsteking. De prestaties gaan sterk achteruit met vaak veel verliezen.
Soms is één oog aangetast, namelijk one-eye-cold.

Het knipvlies schuift over de cornea, namelijk het vliesje.

De duiven kunnen soms met de poot aan de neus krabben of schudden met de kop. Zo zijn de abnormale geluiden bij coryza niet steeds als reutels bij elke ademhaling te horen. De reutels kunnen komen uit de neus of diepere luchtwegen.

Duiven die niezen in de mand zijn steeds als abnormaal te beschouwen!

Het neussecreet is normaal zolang het helder en waterachtig is. De neusdoppen moeten krijtwit zijn, uitgezonderd bij nestjongen en ouderdieren die hun jongen azen.

De diagnose gebeurt op basis van de klinische symptomen aanvullend met bacteriologisch onderzoek.

Vooraleer een behandeling wordt ingesteld, moet men de oorzaak proberen te achterhalen. In elk geval zullen antibiotica worden gebruikt die aangepast zijn aan de oorzakelijke of bijkomende besmetting.

Candidiase

Candida albicans geeft een wit beleg in de krop en mondholte.

Dit wordt vaak aangetroffen bij duiven die in onhygiënische omstandigheden worden gehouden of na een overdreven antibioticagebruik. Toevoegen van glucose doet soms het aantal gisten in de krop sterk toenemen.

Candida komt zowel voor in de keel, in de krop en in de darmen van gezonde duiven.

De diagnose berust op de klinische symptomen en het vinden van grote aantallen.
Bij slecht presterende en/of sterk met antibiotica behandelde duiven stelt men darmcandidiase vast. Een medicamenteuze behandeling kan ingesteld worden, maar de echte oorzaak moet aangepakt worden.

Virale ziekten

Paramyxovirose of pseudovogelpest

Sinds 1983 worden frequent infecties met een duivenvariant van het PMV type 1 vastgesteld bij de duiven. Deze duivenvariant verschilt van het klassieke kippen- pseudovogelpestvirus. Duiven raken geïnfecteerd door het PMV1 via het ademhalingsstelsel of door het oppikken.

De meeste uitbraken komen voor van augustus tot november.
De incubatietijd van het duiven PMV1 kan variëren van 5 tot 35 dagen.

Op een hok waar een uitbraak is, zijn bijna alle duiven aangetast; maar meestal is de sterfte maximum 5%.

De symptomen zijn vooral veel drinken en plassen, bij PMV1 van de duif zijn er geen ademhaling- of darmsymptomen.

Sterfte treedt alleen op bij de nestjongen en duiven die niet meer kunnen eten of drinken ten gevolge van zenuwsymptomen.
Het veel drinken en veel plassen duurt gemiddeld 6 tot 8 weken. De zenuwsymptomen zijn draainekken, trillen van de vleugels, incoördinatie van de kopbewegingen, uitzonderlijke verlammingen van de oogleden en ledematen.
De zenuwsymptomen kunnen soms na 1 week verbeteren en ongeveer 66% van de duiven herstelt volledig.

Bij een uitbraak tijdens de rui of tijdens het schieten van de pennen, kunnen er inkepingen zijn bij de vlag.

De diagnose wordt gesteld op basis van de klinische symptomen, het autopsiebeeld en een bloedafname.

BELANGRIJK!

Paramyxovirose is een wettelijk bestreden en aangifteplichtige ziekte. De dierenarts moet het FAVV verwittigen. Zij zullen dan de in de wet voorgeschreven bestrijdingsmaatregelen opstarten. Er wordt namelijk een zone van 500 meter rond de haard afgebakend waarin alle pluimvee moet gevaccineerd worden én er mag geen transport plaatsvinden van duiven, noch van ander pluimvee. Afhankelijk van de situatie in de haard, worden de besmette duiven opgeruimd of opgesloten gedurende minstens 60 dagen.

De behandeling is enkel gebaseerd op een ondersteuningstherapie waarbij de drinkwateropname in geen geval beperkt mag worden.

Tegenover PMV1 kan preventief gevaccineerd worden.

De vaccinatie is wettelijk verplicht voor duiven die deelnemen aan wedstrijden, tentoonstellingen of openbare markten.

Vaccinatie kan gebeuren vanaf 6 weken oud, omdat men vermoedt dat dan de maternale immuniteit is verdwenen. Wanneer gevaccineerde duiven geïnfecteerd worden met het virus worden ze niet ziek, maar zullen ze toch het virus uitscheiden. Hierdoor kunnen ongevaccineerde dieren op het hok besmet worden. Daarom moeten alle duiven op het bedrijf gevaccineerd worden, ook de late zomerjongen.

Beschermende immuniteit treedt op binnen 7 à 21 dagen na vaccinatie.

Een vaccin moet steeds toegelaten zijn in België, aangezien het een aangifteplichtige ziekte is.

De dierenarts vaccineert de duiven en stelt een vaccinatiebewijs op in 3 exemplaren: 1 voor de eigenaar, 1 voor de duivenbond en 1 voor de dierenarts.

Adenovirus

Men onderscheidt 2 vormen naargelang het type:

Adenovirus type 1

Deze ziekte komt uitsluitend voor bij jonge duiven en is typisch voor de maanden april, mei en juni. Adenovirus type 1 wordt meestal binnengebracht op een hok door één of meerdere jongen die mee geweest zijn voor een vlucht. In de mand of als de duiven dolen en contact hebben met besmette duiven nemen ze het virus oraal op. Binnen 4 à 5 dagen zal de ziekte zich verspreiden op het hok onder alle jonge duiven.

Jaarlingen en oudere duiven worden niet ziek; er is dus wel opbouw van levenslange immuniteit.

Het virus wordt dus oraal opgenomen en via de faeces uitgescheiden. Het virus geeft een enorme destructie van het darmslijmvlies. Hierdoor verliezen ze veel vocht en kunnen andere parasieten of E. Coli de aandoening veel erger maken. Dit virus verspreidt zich vooral naar de lever.

De aangetaste duiven hebben een slechte algemene conditie, braken, geel-groene diarree en gewichtsverlies. De diarree houdt meestal 1 week aan; langer als er complicaties zijn.

Na herstel zullen de vliegprestaties nog enkele weken verminderd zijn, dit vooral door de leverletsels.

De diagnose wordt gesteld bij autopsie.

De behandeling gebeurt medicamenteus.

Vaccineren tegen adenotype 1 is mogelijk.

Adenovirus type 2

Het adenotype 2 komt voor bij duiven van alle leeftijden en gedurende het ganse jaar.

De klinische symptomen zijn zeer minimaal aangezien de duiven binnen de 12 à 48 uur sterven. Zeer uitzonderlijk kan braken en diarree aanwezig zijn. Meestal doen zich nieuwe sterfgevallen voor op het hok.

Duiven die niet sterven bij een uitbraak van het adenotype 2 blijven volledig gezond. Soms groeien de nestjongen volledig op ondanks dat één van de ouderdieren stierf of als de jongen worden overgeplaatst bij pleegouders.

De definitieve diagnose wordt gesteld aan de hand van autopsie, waarbij de lever genecrotiseerd is.

Er is geen preventieve of curatieve behandeling.
Het is wel zinvol dat de duivenmelker een goede hygiëne en ventilatie nastreeft om de infectiedruk zo laag mogelijk te houden.

Herpes

Herpes wordt veroorzaakt dor het Pigeon Herpes Virus type 1.

Ruim meer dan 50% van de duiven zijn positief op antistoffen tegen het duivenherpesvirus. Dat wil zeggen de helft van de populatie latent besmet is. Deze kunnen het virus uitscheiden onder invloed van stress, transport, kweek, hoge omgevingstemperatuur, hoge vochtigheidsgraad of hoge hokbezetting.

De jongen worden tijdens het azen besmet; dit is terwijl ze nog maternale bescherming hebben en dan ook meestal geen klinische symptomen hebben. Aldus blijven ze levenslang latent besmet.

De echte klinische herpesvirusinfectie komt voor bij jongen afkomstig van niet-geïnfecteerde ouders. Bij jongen tussen de 2 en 10 weken oud veroorzaakt het herpesvirus een systemische ziekte waarbij de jongen plots sterven zonder voorafgaande symptomen.

Het virus tast vooral de lever en de milt aan.

Bij oudere duiven zou het virus een rol spelen in het coryza-ademhalingscomplex. De duiven hebben een beleg in de keelstreek.

De diagnose wordt vooral gesteld door autopsie.

Er bestaat geen typische behandeling, enkel een symptomatische medicamenteuze behandeling.

Er bestaat een vaccin, meestal voorradig op de praktijk, dat 2 keer geënt dient te worden.

Pokken

Bij duiven zijn er 2 types van het pokkenvirus:

Het typische pokkenvirus

Het duivenpokkenvirus kan niet overgedragen worden op de mens of een ander zoogdier. Pokken komen nog steeds frequent voor, vooral in de late zomer en het najaar omdat het virus wordt overgedragen door bloedzuigende ectoparasieten of door elkaar onderling te pikken. Het pokkenvirus blijft in het vectorinsect levenslang infectieus.

Ongeveer 10 à 20 dagen nadat het virus is overgedragen bij de duif kan dit leiden tot de typische pokkenletsels:

  • De dyfterievorm: deze geeft een beleg in de bek; de duiven sterven als ze niet meer kunnen eten of drinken.
  • De huidvorm: er komen knobbels op de onbevederde huid zoals de snavelrand, de oogleden en de oren. Wanneer de ogenleden dichtzwellen kunnen de duiven niet meer zien en sterven ze.

Als de immuniteit wordt opgebouwd zullen de letsels verdwijnen binnen de 2 à 3 weken.

Een medicamenteuze behandeling is enkel gericht om de bijkomende complicaties te bestrijden. Preventief kan er worden gevaccineerd vanaf 6 weken oud. Wanneer er een goede immuunrespons is, is een duidelijke entpok zichtbaar. Best is om te enten vóór de zomer. Sommige geënte dieren zouden wel drager zijn, daarom moet het hele hok gevaccineerd worden. Twee weken na vaccinatie zouden de dieren moeten beschermd zijn gedurende minstens 1 jaar.

Atypische pokken of bloedpokken

Deze pokkenvorm komt sporadisch voor en tast slechts enkele duiven aan. Het gaat om een virus dat verschillend is van het klassieke duivenpokkenvirus.

De bloedwrat komt meestal voor op het lichaam of op de vleugel. Het letsel bestaat uit een donkere bloederige inhoud. Als deze letsels beschadigd worden, kan de duif doodbloeden. De duiven zijn niet algemeen ziek. De bloedwratten zullen verschrompelen en verdwijnen zonder littekens na 3 à 4 weken.

Behandeling is chirurgisch verwijderen als het om een grote knobbel gaat.

Een preventieve vaccinatie bestaat niet.

Circovirose

Circovirusinfectie is wijd verspreid in de duivenpopulatie. Klinische infecties komen voor bij jonge duiven tot 1 jaar oud met een piek tot de leeftijd van 4 maand, want dat komt overeen met de periode dat de Bursa Fabricius persisteert. Er is geen geslachtsvoorkeur, noch een seizoensgebondenheid.

Het virus kan zowel opgenomen worden door met faeces gecontamineerde voeding, als overgedragen worden van de ouderduiven naar de jongen.

Bij jonge duiven is het virus terug in vinden in de Bursa Fabricius, thymus, lever, milt, krop, darmen, nieren en hersenen. De symptomen zijn te wijten aan de aantasting van de afweerorganen waardoor immuniteitsonderdrukking ontstaat.

De jonge duiven tussen 1 en 4 maand oud hebben gewichtsverlies, ademhalingsstoornissen, diarree en willen niet vliegen.

Bij vrijwel alle uitbraken is er gelijktijdig een infectie met pokken, paramyxo, herpes, adeno, coli, salmonella, aspergillose en/of chlamydia.

De alleenstaande circovirusinfecties verlopen vaak subklinisch.

De diagnose wordt gesteld bij autopsie en histologie van de Bursa. Tegenwoordig kan het ook in meststalen opgespoord worden.

De behandeling is enkel symptomatisch.

Een echt duivenvaccin bestaat voorlopig niet.

Rotavirus

Het rotavirus veroorzaakt een ernstige infectie van de lever en de darmen waardoor ze diarree krijgen en meestal binnen de 3 à 5 dagen sterft tot 50% van de populatie.

Overlevende duiven kunnen tot 3 maand drager zijn van het virus en het dus ook uitscheiden. In sommige gevallen is het virus tot 6 maanden terug te vinden in de faeces.

Normale quarantaine periodes zijn helemaal niet doeltreffend, vandaar dat een exportverbod veel krachtiger is.

Momenteel werkt men aan een vaccin, maar voorlopig is het nog niet commercieel beschikbaar.

ZIEKTEN OVERDRAAGBAAR VAN DUIF NAAR MENS

Dit is een zeer zeldzaam verschijnsel.

Allergische aandoeningen en speciaal allergische alveolitis (= duivenmelkerslong) komt dan weer frequent voor.

Tot ongeveer 50% van de duivenhouders hebben antistoffen tegen duivenstof. Maar slechts een klein percentage ontwikkelt klinisch een ziekte.

Allergische alveolitis is overwegend een overgevoeligheid van het type 3 (verschillend van het type 1 bij bronchiaal astma). Er is vooral een toename van IgG. De symptomen zijn moeilijk ademen, pijn in de borstkas, koorts en spierpijnen.

Er zijn voornamelijk ventilatiestoornissen op het niveau van de alveolen (longblaasjes) en interstitium (de ruimte tussen de cellen); dit is verschillend van astma, wat voornamelijk bronchospasmen geeft.

Het ingeademde antigen van het duivenstof vormt met de specifieke antilichamen in de alveolen toxische immuuncomplexen die het longweefsel lokaal vernietigen.

Klinische problemen ontstaan als de overgevoeligheidsreacties van type I, III en IV te samen aanwezig zijn.

In het acute stadium lijken de symptomen op griep, maar na enkele uren gaan deze voorbij als er geen contact meer is met het allergeen. Ze zullen opnieuw verschijnen na herhaald contact. Na gepaste therapie en het vermijden van het contact met het allergeen, geneest de ziekte volledig.

Bij het chronisch stadium komt het tot longfibrose. Het hoesten wordt erger, met een geel- wit slijm en slechts lichte ademhalingsproblemen bij inspanning. Er is vermoeidheid, gewichtsverlies en verzwakking. Op dit stadium kan men enkel verdere uitbreiding voorkomen.

Ter preventie van allergische alveolitis probeert men de hokken zo stofvrij mogelijk te houden. Indien problemen, draagt men best een stofmaskertje.

Het is steeds raadzaam om uw arts op de hoogte te stellen van het contact met duiven.

 Appoint.be